Abdul Rahman was de zoon van een koopman uit Gujerat, het noordwestelijk deel van India. Toen deze overleed, hertrouwde zijn moeder met Asauken Nusatapi, het hoofd van de negorij Hila. Abdul Rahman werd door zijn stiefvader geadopteerd en zo werd hij een lid van het vooraanstaande Hituese geslacht Nusatapi.
Abdul Rahman moet goed geschoold zijn geweest, want hij werd aangesteld als imam van Hila. Daarnaast begon hij een bloeiende handel met negorijen op de noordkust van Seram. De producten die hij daar kocht, bood hij te koop aan op Hitu. De Hituezen betaalden voor die producten met het geld dat zij van de Compagnie kregen voor de levering van kruidnagelen. Soms betaalden zij hem ook met een deel van hun kruidnageloogst, die Abdul Rahman dan weer doorverkocht aan de Compagnie. Op deze manier kreeg hij een groot deel van het geld in handen dat op Hitu omging in de kruidnagelhandel. Doordat hij een rijk man werd, kon hij zijn geld ook steken in andere ondernemingen. Hij zette bijvoorbeeld een houtzagerij op die grote partijen hardhouten balken en planken aan de Compagnie leverde.
Nadat Abdul Rahman bij een aardbeving en vloedgolf op de noordkust van Ambon in 1674 om het leven was gekomen, zette zijn zoon Hasan Soleiman de godsdienstige en economische activiteiten van zijn vader voort. Formeel had Hitu geen zelfstandige regering meer, maar informeel nam Hasan Soleiman langzamerhand de plaats in van de vroegere Kapitan Hitu of bevelhebber van Hitu.