Thomas Matulessy werd in 1783 geboren in de negorij Haria op het eiland Saparua. Hij behoorde tot de orang borgor, de burgers. Deze groep van de bevolking hoefde geen negorijdiensten te verrichten, maar leverde wel de leden van een burgerwacht die in tijden van nood kon worden opgeroepen.
Tijdens het tweede Engelse tussenbestuur op de Molukken, van 1810 tot 1817, nam Matulessy dienst in het Ambonezen-korps dat de Engelsen hadden opgericht. Het moest voor orde en veiligheid op de Ambonse eilanden zorgen. Toen het korps in maart 1817 werd ontbonden, was hij opgeklommen tot sergeant-majoor.
In de eerste twee weken van mei 1817 beraamden inwoners van Saparua een opstand, waarvan de militaire leiding werd toevertrouwd aan Matulessy. Het fort Duurstede werd op 16 mei overvallen; het garnizoen, de resident Van den Berg en een aantal burgers werden gedood. Op 20 mei verloren zo’n 150 Nederlandse militairen het leven bij een mislukte landing op Saparua.
De opstand breidde zich aanvankelijk snel uit naar Nusalaut, Haruku, Hitu en de zuidkust van Seram. Belangrijke leiders waren Anthonie Rhebok en Philip Latumahina, door Matulessy benoemd tot kapitein en luitenant van de burgerwacht, dorpshoofden zoals Melchior Kesaulya van Sirisori, en kapitans zoals Lukas Selano van Nolot, Lukas Lisapaly van Ihamahu of Paulus Tiahahu van Abubu. Zelf had Matulessy de rang van ‘legeraanvoerder van Saparua, Nusalaut, Seram, Hitu, Haruku en nabij gelegen landen’ en droeg hij de titel Kapitan Pattimura of ‘grootmoedige bevelhebber’.