Johannes Leimena (1905-1977) was afkomstig uit het bergdorp Ema, een tiental kilometers lopen vanaf de stad Ambon. Na de Europese Lagere School in Ambon ging hij in Batavia naar het voortgezet onderwijs en de School tot Opleiding van Indische Artsen (STOVIA). Tijdens zijn studie deed hij bestuurservaring op als voorzitter van de vereniging Jong Ambon, de Indonesische Christelijke Jeugdbeweging en de Christen Studenten Vereniging.
De verenigingen van christelijke scholieren en studenten waren een ontmoetingsplaats van jongeren uit allerlei bevolkingsgroepen en eilanden van Indonesië. Zij werden gecoacht door Nederlandse predikanten, die sympathiek stonden tegenover de veelal nationalistische ambities van de jongeren. De jonge Leimena ontwikkelde er zijn visie op de verhouding tussen christelijk geloof en maatschappelijke verantwoordelijkheid. Hij was het niet eens met de opvatting van sommigen dat het christendom louter en alleen als een instrument van koloniale overheersing moet worden beschouwd. Hij vond het belangrijk dat Indonesische christenen een zelfbewuste houding ontwikkelen en beseffen dat zij dezelfde rechten en plichten hebben als bevolkingsgroepen met andere geloofsovertuigingen.
Als voorzitter van Jong Ambon was Leimena betrokken bij het Tweede Indonesisch Jeugdcongres op 27 en 28 oktober 1928 in Batavia. Daar legden de verzamelde jongeren een later legendarisch geworden gelofte af: ‘Wij, zonen en dochters van Indonesië, verklaren dat we één vaderland hebben, één volk zijn en één taal koesteren’. Hij wilde zich inzetten om vrijheid, vrede en gerechtigheid in een zelfstandige Indonesische staat te realiseren.