Julius Tahija (1916-2002) was opgegroeid op Java, waar zijn vader werkte op een afdeling beveiliging van de Koninklijke/Shell Groep. Hoewel hij zich al jong had opgewerkt tot kleine ondernemer, meldde hij zich in 1937 aan voor het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger.
In 1942, bij het uitbreken van de oorlog, bevond Tahija zich in Australië als begeleider van een konvooi geïnterneerde Japanners. Hij werd uitgezonden naar de Tanimbar eilanden om verzet te bieden tegen een Japanse invasie en werd na afloop van deze missie geridderd met de Militaire Willemsorde. De resterende oorlogsjaren nam hij deel aan talrijke geheime operaties in bezet gebied.
Na de Japanse capitulatie zocht Tahija in Djakarta contact met zijn oom Johannes Latuharhary, de voormalig voorzitter van de vereniging Sarekat Ambon. Deze had in oktober 1945, kort na de proclamatie van de Republik Indonesia door Sukarno en Hatta, de Ambonezen opgeroepen om zich bij de onafhankelijkheidsstrijd aan te sluiten. Tahija besloot ook de politiek in te gaan. Hij steunde in deze jaren de Nederlandse voorstellen voor de toekomst van Indonesië: geen eenheidsstaat Republik Indonesia, maar een Republik Indonesia Serikat (Verenigde Staten van Indonesië).
Van 1946 tot 1949 speelde Tahija een belangrijke rol in de totstandkoming en geschiedenis van Negara Indonesia Timur, de deelstaat Oost-Indonesië. Hij was in 1947 in drie opeenvolgende kabinetten minister van Sociale Zaken, Voorlichting en Economische Zaken.